haak af. inflection of afhaken: first-person singular present indicative (in case of inversion) second-person singular present indicative; imperative

afhaken: alle werkwoordsvormen. Op mijnwoordenboek kun je eenvoudig Werkwoorden vervoegen in het Nederlands, Frans, Duits, Engels en Spaans.

haak af. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhaken. Ik haak af. gebiedende wijs van afhaken. Haak af! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhaken. Haak je af?

Ik haak af wanneer het te druk wordt. Jij hakt af als je geen interesse meer hebt. Hij of zij hakt af na een lange werkdag. Wij haken af als de film saai wordt. Zij hakken af zodra het begint te regenen.

From af + haken. Verb afhaken to unhook (intransitive) to give up, to pull out (of an arrangement) Anagrams. haken af

Translation of "haak af" into English . Sample translated sentence: Haak af naar rechts en ik ga naar links. ↔ Buttonhook right, and I'm gonna go left.

haak af - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhaken ♢ Ik haak af 2. gebiedende wijs van afhaken ♢ haak af! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhaken ♢ haak af je?

haak af; This is the meaning of afhaken: afhaken (Dutch) Pronunciation. IPA: /ˈɑfɦaːkə(n)/ Origin & history From af + haken. Verb afhaken to unhook (intransitive) to give up, to pull out (of an arrangement) Anagrams. haken af

Gebuigde stuk metaal waaraan iets opgehang word. Hook se regterhand is (soos dit 'n tipiese seerower betaam) met 'n haak vervang. Met 'n haak gryp of vashou. Die jagluiperd se valskloutjie haak aan die prooi se vel en word dan teruggeruk. Sy voet haak vas en hy skiet homself per ongeluk. 1.: Ik haak. 2.: Haak je? 3.: Haak!

Vertalingen in context van "haak af" in Nederlands-Engels van Reverso Context: Telefoon rammelen van de haak af.